Begrazing

In april 2011 zijn we begonnen met de begrazing van de bermen van de gemeente Boxtel. Daarnaast doen we aan nabeweiding van diverse hooilanden. Volgens een bepaald routeschema en op basis van beschikbaarheid van het gras en het seizoen van bloei en zaadvorming wordt gekeken hoe de begrazing het beste kan verlopen. In principe kan 2 maal per jaar begraasd worden. We monitoren zoveel mogelijk de effecten. Normaal gesproken vindt de eerste maaibeurt midden/eind juni plaats. 
Behalve tijdens het hoeden zijn de Kempische heideschapen ook te zien op enkele locaties die een vaste afrastering hebben. U krijgt u een mooi beeld van dit bijzonder heideschaap bij station Liempde in buurtschap Kasteren. Zie voor de vaste locaties de overzichtskaart. Waar de kudde loopt kunt u lezen onder “Waar is de kudde?”

Natuurbegrazing?
Steeds vaker worden natuurterreinen begraasd door runderen, paarden en/of schapen. Hieronder komen soms zeldzame rassen voor en vaak zijn het uitheemse. Wij zien op de plaatsen waar dit kan het liefst de inheemse runderrassen als Witrik, Brandrode, Lakenvelder en Blaarkop en onder de schapen, zeker in het Groene Woud, een van de inheemse heiderassen, het Kempisch heideschaap.

Met de introductie van grazers in natuurgebieden herstel je min of meer de situatie zoals die in een ver verleden bestond met oerrunderen, wilde paarden en schapen. Daarnaast verlevendigen grazers de natuur en voegen iets toe aan de beleving van die natuur. Het geeft extra variatie in het landschap. Maar waar het bij  begrazingsbeheer vooral om te doen is, is het versterken van de biodiversiteit. Door de wijze van grazen en het plaatselijk deponeren van mest ontstaat er meer afwisseling in de structuur van de vegetatie en is een toename in verschillende soms al zeldzame soorten insecten, vogels en kleine zoogdieren te verwachten.

Het beeld?
Begrazing roept vaak het beeld op van de herder met zijn kudde. De heide was nog niet zo heel lang geleden bijna de enige natuur waar je grote grazers kon tegenkomen. Samen met het plaggen en branden was een grazende kudde de aangewezen methode om vergrassing en bosontwikkeling tegen te gaan.
Het aantal dieren dat per ha graast is zo laag dat over extensief beheer wordt gesproken. Voor schapen ligt dat op 20-30 per ha weiland. Bij runderen gaat het om 2 groot vee eenheden(GVE). Als het aanbod zeer voedselarm is, zoals in heidegebieden dan rekent men met 1 GVE per 4 ha.  Het gaat hier om de juiste balans tussen aanvoer en afvoer van voedingsstoffen. Voor de flora geldt nog steeds ‘mest is de pest’. Hoe schraler hoe interessanter het wordt voor plant en dier. Door niet alles op te laten eten bij extensief beheer blijft er ook begroeiing over als voedsel en beschutting voor andere soorten.

Welke begrazing?
De keuze die je maakt voor de wijze van begrazing hangt af van het type natuur en wat je met die natuur wilt bereiken op korte en/of lange termijn. Vanaf het moment van de introductie van grazers bij beheer woedt een stevige discussie tussen natuurbeschermers en wetenschappers over wat wel en niet mag, kan en moet.
Niet iedereen is overtuigd van de rol die grote grazers bij natuurbeheer en het ontstaan van natuur spelen. Zijn de open plekken in de bossen nu wel nu of niet het werk van grazers geweest of was het toch meer het menselijk handelen. Sommigen vinden de betekenis van grazers bij het open houden van een landschap op zijn minst omstreden. Ze wijzen daarvoor naar de begrazingsprojecten die mislukt zijn. Bosontwikkeling kon niet gestopt worden of de begrazingsdruk was zo groot dat de plantensoorten die je juist wilde sparen werden afgevreten, zoals zeldzame orchideeën. Ook sommige vogelsoorten konden niet meer broeden in het begraasde gebied.
Laat je grote herbivoren het jaarrond in een gebied grazen, dan vinden er veranderingen plaats in de vegetatiesamenstelling en structuur. Je gooit de natuurlijke successie op slot. Maar waarom zou je het niet gewoon mechanisch doen? Vaak wordt dan de arbeidsbesparing genoemd maar veel belangrijker zijn de andere effecten die je in een terrein krijgt. Er ontstaan verschillen in milieu. Een maaimachine maakt geen onderscheid tussen de soorten. Grazers doen dit wel.

Voeding.
Elke soort heeft zo zijn eigen manier van eten en verwerking van het voedsel. De echte grazers zijn de runderen en paarden. Zij hebben een grote voorkeur voor gras, iets anders lusten ze niet. Dan zijn er de typische plukkers, die het vooral moeten hebben van de knoppen, de toppen en jonge takken. Geiten en reeën zijn typische plukkers. De laatste groep zit tussen de twee uitersten in. Deze ‘intermediate feeders’ passen zich goed aan het seizoen aan en aan wat hen wordt voorgeschoteld. Schapen zijn hier een mooi voorbeeld van. Als je de heideschapen de bramen uit het gebied wilt laten eten, is dat geen probleem. Door de verschillen in grazen, zijn de gevolgen ook gevarieerd. Afhankelijk van het beheersdoel zul je dus moeten kiezen voor een bepaald type grazer of een combinatie van grazers. Wat de heideschapen kunnen, mits gehoed door een herder, hebben ze in het verleden ruimschoots bewezen. Gecombineerd met maaien, branden en plaggen hebben ze de heidevelden in stand gehouden. Gelukkig zien natuurbeheerders in dat de stuurmogelijkheid van een kudde een grote toegevoegde waarde kan hebben. Koeien en paarden kiezen zelf wat ze eten. De herder met zijn hond bepaalt het menu van de dag.